Vroegmiddeleeuwse gesp

VROEGMIDDELEEUWSE GESP Objectnummer: WA 1142 Categorie: kleding Materiaal: metaal Afkomstig uit: grafveld Diedenweg 1927. Beschrijving: lengte 10 cm, breedte plaat 5,1 cm, breedte gesp 4,6 cm. Versierd met zilverkleurige lijnen, 3 klinknagels, waarvan 2 om de plaat aan de gesp te bevestigen en 1 om de plaat aan de riem te bevestigen. Datering: ca. 400 Verwerving: bruikleen ROB Amersfoort, 21-11-2001
VROEGMIDDELEEUWSE GESP
Objectnummer: WA 1142
Categorie: kleding
Materiaal: metaal
Afkomstig uit: grafveld Diedenweg 1927.
Beschrijving: lengte 10 cm, breedte plaat 5,1 cm, breedte gesp 4,6 cm. Versierd met zilverkleurige lijnen, 3 klinknagels, waarvan 2 om de plaat aan de gesp te bevestigen en 1 om de plaat aan de riem te bevestigen.
Datering: ca. 400
Verwerving: bruikleen ROB Amersfoort, 21-11-2001

Niet slechts één gesp, maar vele tientallen hebben de eeuwen getrotseerd op de vroegmiddeleeuwse begraafplaats in de Wageningse eng. Net zo goed als grote aantallen spelden, kralen, potten, messen, bijlen en een bescheiden aantal zwaarden, speren en ander krijgshaftig tuig – allemaal aan het licht gebracht tijdens drie grote graafcampagnes, in 1927, 1949 en 1980/´81. Het Wageningse grafveld is met dat al niet een van de rijkere in zijn soort, wel een van de grootste in ons land. Het besloeg een oppervlakte van ten minste 6000 m² en er zijn in de ruim 400 jaar van zijn bestaan zeker 1000 mensen begraven.

Bij de aanleg van de riolering in de Hoogstraat eind jaren ´20 van de afgelopen eeuw was veel zand nodig om de omgewoelde straat weer in orde te brengen. Dat zand werd uit de Eng gehaald en daarbij stootte aannemer A. de Leeuw al gauw op enkele aardewerken potten. Hij toog daarmee naar de directeur Gemeentewerken, die op zijn beurt het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden inschakelde. Er werden enkele tientallen graven blootgelegd en daarmee hield men het voor gezien. Totdat de landbouwer G. Elzinga in 1949 op resten van skeletten stiet vlakbij het terrein dat in de jaren twintig was afgegraven. Nu toog de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek aan het werk. Opnieuw werden tientallen graven blootgelegd. Dan duurt het tot 1980 wanneer bij de aanleg van sportvelden opnieuw grafsporen worden gevonden. De provinciaal archeoloog R.S. Hulst werd belast met deze derde fase van het onderzoek. Hij bereikte al gravend de noord-, oost- en zuidgrens van het grafveld, en vond nog eens ruim 600 graven.  Aan de westkant is zeker 10 procent van de oorspronkelijke begraafplaats verloren gegaan door werkzaamheden aan de Diedenweg, ook al vóór de eerste opgraving. Zo komt hij aan een totale schatting van 1000 begravingen.

Vanaf de 4e eeuw is het begraven in de Eng langs de Diedenweg vanuit het zuiden geleidelijk naar het noorden opgeschoven en het keerde aan het einde langs de Diedenweg weer terug naar het beginpunt. De oudste graven zijn aangetroffen in de directe nabijheid van een neolithische grafheuvel, iets wat niet ongebruikelijk was voor vroegmiddeleeuwse begraafplaatsen. Hier zijn ook minieme sporen aangetroffen van een nederzetting uit die tijd. Op de duur heeft deze plaats gemaakt voor de uitdijende begraafplaats en is verder naar het westen opgeschoven. Het moment waarop de begraafplaats is opgeheven is niet meer exact vast te stellen. Hulst schat dat dat begin 9e eeuw is geweest. Dat zou kunnen samenvallen met nieuwe christelijke wetgeving, die het begraven op ´heidense´ dodenakkers verbood. Wellicht werd vanaf dat moment begraven op de Westberg, waar toen al een kapel stond.

Piet Aben